ECLI:NL:CRVB:2024:1458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 19 november 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft zich ziekgemeld na een verkeersongeval en heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige heeft het Uwv besloten om de uitkering te weigeren. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid en dat de geselecteerde functies passend zijn. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de stelling dat haar beperkingen onvoldoende zijn erkend, niet overtuigend geacht. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.