ECLI:NL:CRVB:2024:1422

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/2855 ONBEK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan informatie over de aangevallen uitspraak

Op 11 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2855 ONBEK. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit artikel wordt gesteld dat een beroepschrift ondertekend moet zijn en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht moet bevatten. Appellante heeft echter geen kopie van de aangevallen uitspraak overgelegd en het beroepschrift bevatte geen informatie over de datum van de uitspraak of het bestuursorgaan dat betrokken was bij de eerdere beslissing.

De Raad heeft appellante meerdere keren verzocht om de ontbrekende informatie te verstrekken, maar zij heeft hierop niet gereageerd. Dit gebrek aan communicatie heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet kunnen doen. De indiener van het verzetschrift kan daarbij verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om gehoord te worden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juli 2024
23/2855 ONBEK
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, 22/1702
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het beroepschrift wordt ondertekend en ten minste een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevat. In het tweede lid is bepaald dat bij het beroepschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, wordt overgelegd. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij het ingediende beroepschrift is geen aangevallen uitspraak overgelegd. Evenmin is uit dit beroepschrift af te leiden tegen welke uitspraak het is gericht. Zo ontbreekt de datum van de uitspraak en is ook niet duidelijk welk bestuursorgaan de andere (verwerende) partij is.
Bij brief van 11 oktober 2023 heeft de Raad appellante verzocht binnen vier weken een kopie te zenden van de aangevallen uitspraak.
Appellante heeft niet op deze brief gereageerd.
Bij brief van 29 november 2023 heeft de Raad appellante de brief van 11 oktober 2023 in herinnering gebracht en is appellante verzocht binnen vier weken te reageren op deze brief.
Appellante heeft ook niet op deze brief gereageerd.
Bij aangetekende brief van 22 februari 2024 heeft de Raad appellante nogmaals verzocht binnen vier weken na de datum van deze brief een kopie van de uitspraak van de rechtbank toe te zenden. Daarbij is erop gewezen dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden, indien appellante de uitspraak niet toezendt.
De Raad heeft niets meer van appellante vernomen en kan niet vaststellen tegen welke uitspraak het hoger beroep is gericht, omdat dit niet uit het beroepschrift kan worden opgemaakt.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.