ECLI:NL:CRVB:2024:1415

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/1857 NOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden en machtiging

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door [X], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 8 mei 2023 in de zaken 22/2889, 22/2890 en 22/2891 uitspraak gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juli 2024 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte en er geen schriftelijke machtiging was overgelegd, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad heeft appellante in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen. Dit is gedaan door middel van brieven die op 30 juni 2023 zijn verzonden, en later opnieuw op 23 april 2024. Ondanks deze herhaalde verzoeken heeft [X] geen actie ondernomen om de ontbrekende informatie aan te leveren. De Raad heeft vastgesteld dat de termijnen voor het indienen van de beroepsgronden en de machtiging ongebruikt zijn verstreken.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. Gezien het ontbreken van de noodzakelijke documenten en de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, heeft de Raad besloten om zonder verder onderzoek te oordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juli 2024
23/1857 NOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
8 mei 2023, 22/2889, 22/2890 en 22/2891
Partijen:
[Appellante] te [vestigingsplaats] (appellante)
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [X] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Daarnaast is in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb bepaald dat de bestuursrechter van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden. Ook is er geen schriftelijke machtiging overgelegd.
Bij apart verzonden brieven van 30 juni 2023 is [X] in de gelegenheid gesteld deze verzuimen binnen vier weken te herstellen. Deze brieven zijn op 23 april 2024 opnieuw verzonden, aangezien de Raad niet met zekerheid kon stellen of ze destijds daadwerkelijk zijn verstuurd. Met het opnieuw toezenden van de brieven is een nieuwe termijn van vier weken gaan lopen.
[X] heeft deze termijnen ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij (wederom apart verzonden) aangetekende brieven van 31 juli 2023 – later opnieuw verstuurd op 23 april 2024 en 27 mei 2024 – is aan [X] nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen en de verlangde machtiging in te zenden. Bij beide brieven is een termijn van vier weken gesteld en is [X] erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat het (hoger) beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
[X] heeft ook deze termijnen ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.