Uitspraak
8 mei 2023, 22/2889, 22/2890 en 22/2891
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door [X], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 8 mei 2023 in de zaken 22/2889, 22/2890 en 22/2891 uitspraak gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juli 2024 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte en er geen schriftelijke machtiging was overgelegd, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft appellante in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen. Dit is gedaan door middel van brieven die op 30 juni 2023 zijn verzonden, en later opnieuw op 23 april 2024. Ondanks deze herhaalde verzoeken heeft [X] geen actie ondernomen om de ontbrekende informatie aan te leveren. De Raad heeft vastgesteld dat de termijnen voor het indienen van de beroepsgronden en de machtiging ongebruikt zijn verstreken.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. Gezien het ontbreken van de noodzakelijke documenten en de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, heeft de Raad besloten om zonder verder onderzoek te oordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.