ECLI:NL:CRVB:2024:1395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening dagbesteding op basis van gebruik algemene voorziening
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1952, op 23 juni 2021 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam voor een maatwerkvoorziening voor dagbesteding in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het college heeft deze aanvraag op 9 september 2021 afgewezen, met als reden dat appellante gebruik kan maken van een algemene voorziening. Deze afwijzing is door de rechtbank Rotterdam op 31 januari 2023 bevestigd, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 juli 2024 behandeld. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft mr. E. Kafa, advocaat van appellante, het woord gevoerd. Het college werd vertegenwoordigd door mr. A. Wintjes en G. van Ettinger. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat appellante de Nederlandse taal niet goed beheerst en daarom de voorkeur geeft aan dagbesteding met andere Spaanstaligen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante gebruik kan maken van de algemene voorzieningen die door het college worden aangeboden. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder haar taalbeheersing en voorkeur voor een specifieke culturele omgeving, niet overtuigend genoeg geacht om de afwijzing van de aanvraag te herzien. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.