Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.Appellante heeft verzocht om inschakeling van een onafhankelijk deskundige om vast te stellen of zij al dan niet arbeidsvermogen heeft.
Het oordeel van de Raad
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een Wajong-uitkering toe te kennen aan appellante. Appellante, geboren in 1998, had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was afgewezen omdat het Uwv oordeelde dat zij over arbeidsvermogen beschikte. Appellante was van mening dat zij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte en dat zij als jonggehandicapte moest worden aangemerkt. De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van het Uwv in stand gelaten, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 23 mei 2024 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de overgelegde stukken en de argumenten van beide partijen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante op haar achttiende verjaardag arbeidsvermogen had. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde verklaringen en rapporten niet tot een ander oordeel leidden. De Raad bevestigde dat er geen twijfel was aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van appellante, en dat het verzoek om inschakeling van een onafhankelijke deskundige moest worden afgewezen.
De uitspraak van de Raad houdt in dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft, en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.