ECLI:NL:CRVB:2024:1386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd afgewezen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bleek te zijn, ondanks een toename van beperkingen per 1 juli 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 juli 2022 niet onjuist waren vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de geduide functies passend zijn voor appellante en dat er geen aanleiding is om de geschiktheid van deze functies in twijfel te trekken. De Raad heeft ook benadrukt dat de subjectieve klachten van appellante, die na de datum in geding zijn opgetreden, niet meegewogen kunnen worden in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid per 1 juli 2021. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat de weigering om appellante een WIA-uitkering toe te kennen in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.