ECLI:NL:CRVB:2024:1375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, had in hoger beroep aanvullende medische en arbeidskundige onderbouwing gepresenteerd. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van het Uwv, die was gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), niet voldoende was onderbouwd. De Raad benoemde een onafhankelijke deskundige, die concludeerde dat appellante lijdt aan een paniekstoornis, wat haar functioneren beïnvloedt. De verzekeringsarts heeft de FML aangepast op basis van dit rapport, maar de Raad oordeelde dat appellante nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor het Uwv om adequaat te reageren op nieuwe informatie in hoger beroep.