ECLI:NL:CRVB:2024:1365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellante, geboren in 1996, heeft een aanvraag ingediend vanwege haar progressieve spierziekte, congenitale myopathie, type multi-minicore disease. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een medisch advies, waarin werd gesteld dat appellante niet voldoet aan de criteria voor Wlz-zorg, omdat er geen behoefte is aan permanent toezicht of 24-uurs zorg. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen objectieve medische gegevens zijn die de noodzaak voor acute medische interventies onderbouwen.
De Raad concludeert dat het CIZ de aanvraag van appellante voor Wlz-zorg terecht heeft afgewezen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.