Uitspraak
SAMENVATTING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen tot afwijzing van de aanvragen om bijstand en bijzondere bijstand van appellant en zijn echtgenote Y. Appellant en Y hebben zich op 10 augustus 2020 bij het college gemeld om bijstand op grond van de Participatiewet aan te vragen. Na het indienen van hun aanvraag op 13 augustus 2020, heeft het college herhaaldelijk om nadere informatie gevraagd, waaronder bankafschriften van alle bankrekeningen. Ondanks deze verzoeken hebben appellant en Y niet alle gevraagde informatie verstrekt, waardoor het college niet in staat was om hun financiële situatie volledig te beoordelen. Het college heeft daarom op 2 december 2020 de aanvragen om bijstand afgewezen, wat later door het college in een bestreden besluit op 26 mei 2021 werd bevestigd. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 30 januari 2024 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht de aanvragen heeft afgewezen, omdat appellant en Y niet voldoende duidelijkheid hebben gegeven over hun financiële situatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellant en Y geen recht hebben op bijstand of bijzondere bijstand, en dat zij geen proceskostenvergoeding ontvangen.