ECLI:NL:CRVB:2024:1348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omzetting van WIA-uitkering naar WGA-vervolguitkering en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering per 9 december 2020 om te zetten in een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 mei 2024, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.L. Wittensleger, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I.L.M. Dunselman. De Raad heeft vastgesteld dat appellante eerder een loongerelateerde WGA-uitkering had ontvangen, maar dat na afloop van deze periode haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 45 tot 55%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft haar bezwaar gegrond verklaard zonder de hoogte van de WGA-vervolguitkering te wijzigen.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van de door haar benoemde deskundige, prof. dr. J.B.L. Hoekstra, heeft gevolgd. Deze deskundige concludeerde dat de door appellante gestelde klachten niet objectief konden worden vastgesteld en dat de FML adequaat was. De Raad heeft in zijn beoordeling de medische en arbeidskundige aspecten van de zaak besproken en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellante. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante verworpen en het hoger beroep ongegrond verklaard, waardoor de omzetting van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.