ECLI:NL:CRVB:2024:1338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering en beoordeling van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een Wajong-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 juli 2024. Appellant, geboren in 1993, diende zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering in op 21 december 2020, geruime tijd na zijn achttiende verjaardag. Het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellant arbeidsvermogen heeft en wees zijn aanvraag af. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde het besluit van het Uwv, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant stelde dat hij door zijn psychische beperkingen geen arbeidsvermogen heeft, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant, met begeleiding, in staat is om gedurende vier uur per dag een taak uit te voeren. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij op de dag van zijn achttiende verjaardag of ten tijde van zijn aanvraag geen arbeidsvermogen had. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en houdt de weigering van de Wajong-uitkering in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.