Uitspraak
9 januari 2024, 23/914
Centrale Raad van Beroep
Op 3 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/434 WLZ. Het hoger beroep van appellant is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 138,- niet is betaald. Appellant had eerder een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met een deadline van 28 dagen na de verzenddatum. Ondanks een tweede herinnering per aangetekende brief op 31 maart 2024, waarin opnieuw werd gewezen op de betalingsverplichting, is het griffierecht niet tijdig voldaan. De aangetekende brief van 31 maart 2024 is retour gekomen, en een nieuwe verzending op 16 mei 2024 heeft geen nieuwe termijn in gang gezet. De Raad oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.