ECLI:NL:CRVB:2024:1317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onduidelijke financiële situatie en onvoldoende informatie over besteding van opgenomen geld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellant. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant in een korte periode meer dan € 15.000,- had opgenomen, maar onvoldoende informatie had verstrekt over de besteding van dit bedrag. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven stelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, aangezien appellant niet had aangetoond dat hij het geld niet meer in zijn bezit had op het moment van de aanvraag. De rechtbank Oost-Brabant had de eerdere besluiten van het college in stand gelaten, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad beoordeelde de zaak en concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. Appellant had wisselende verklaringen afgelegd over de besteding van het geld en had geen verifieerbare bewijsstukken overgelegd. De Raad oordeelde dat de rechtbank de bestreden besluiten terecht in stand had gelaten, omdat niet kon worden vastgesteld of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De gemachtigde van appellant voerde aan dat een deel van het opgenomen bedrag een lening was en dat hij recht had op bijstand, maar deze argumenten werden door de Raad verworpen.
De uitspraak bevestigde de afwijzing van de aanvraag om bijstand en de buiten behandeling stelling van een tweede aanvraag. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.