ECLI:NL:CRVB:2024:1316

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23/2738 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van zorgbehoefte

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2024, wordt de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) beoordeeld. Appellante, de moeder van een dochter met het Legius Syndroom, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb had deze aanvraag afgewezen, omdat volgens het CIZ de zorgbehoefte van de dochter niet voldeed aan de criteria voor intensieve zorg. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de afwijzing van de aanvraag door de Svb in stand had gelaten. De Raad oordeelt dat het CIZ voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de zorgscore van de dochter, vastgesteld op één punt, correct is. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van het CIZ en dat de Svb de aanvraag terecht heeft afgewezen. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

23/2738 AKW
Datum uitspraak: 4 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
10 augustus 2023, 22/3153 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag terecht heeft afgewezen. Net als de rechtbank beantwoordt de Raad deze vraag bevestigend. Het CIZ heeft afdoende gemotiveerd dat bij [naam dochter] geen sprake is van een zodanig intensieve zorgbehoefte dat wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag. De Svb heeft de aanvraag van appellante om dubbele kinderbijslag daarom terecht geweigerd.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft O.J.J.C. Koopmans LL.M hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere stukken overgelegd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 mei 2024. Appellante is verschenen met haar partner, bijgestaan door Koopmans. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft op 7 juli 2021 bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag
ingediend op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar dochter [naam dochter], geboren op [geboortedatum] 2014. [naam dochter] is sinds 2017 bekend met het Legius Syndroom SPRED 1 mutatie.
1.2.
Bij besluit van 9 november 2021 heeft de Svb bepaald dat vanaf het derde kwartaal van 2021 voor [naam dochter] geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 8 april 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het
bezwaar van appellante tegen het besluit van 9 november 2021 ongegrond verklaard. De Svb heeft zich, onder verwijzing naar een advies van het CIZ, op het standpunt gesteld dat [naam dochter] geen intensieve zorg als bedoeld in het Besluit uitvoering kinderbijslag nodig heeft en daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Haar zorgscore is vastgesteld op één punt, terwijl gelet op haar leeftijd op de peildatum 1 juli 2021 (zes jaar) een minimale zorgscore van vier punten vereist is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – onder meer – overwogen dat [naam dochter] als gevolg van haar ziekte beperkt is in haar dagelijks functioneren en dat de verzorging en oppassing door haar ouders hierdoor wordt verzwaard. Dit brengt echter niet mee dat [naam dochter] daarom is aangewezen op intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW. De Svb kan dat namelijk alleen vaststellen wanneer het advies van het CIZ positief luidt. In het geval van [naam dochter] is daarvoor vereist dat er op minimaal vier items sprake is van een zware zorgbehoefte. Bij [naam dochter] is dat volgens het CIZ maar bij één item het geval, namelijk lichaamshygiëne. Wat appellante in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het advies van het CIZ. Appellante heeft in beroep een onderzoeksrapport van Lechner Consult van 20 maart 2023 overgelegd. Arts A.W. Lechner (hierna: Lechner) stelt dat op vrijwel elk van de beoordeelde elementen van verzorging en oppassing een score toegekend zou kunnen worden. Een precieze aanduiding van deze elementen en een uitleg waarom daaraan een score toegekend zou kunnen worden ontbreekt echter, zodat deze stelling een onvoldoende gemotiveerde betwisting vormt van de uitvoerig gemotiveerde bevindingen van het CIZ per onderdeel en item. De overige door appellante in beroep overgelegde stukken bieden evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat het advies van het CIZ ondeugdelijk is en daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag had kunnen worden gelegd. In aanvullende medische adviezen van het CIZ is gemotiveerd toegelicht waarom de nieuw aangeleverde informatie geen aanleiding geven de eerdere adviezen aan te passen. Appellante heeft dat niet voldoende gemotiveerd betwist en is er dan ook niet in geslaagd om aan de hand van concrete, verifieerbare en te objectiveren feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat, in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader, in het geval van [naam dochter] sprake is van een situatie van intensieve zorg. Gelet hierop heeft de rechtbank geoordeeld dat de Svb de aanvraag van appellante voor het ontvangen van dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2021 terecht heeft afgewezen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellante heeft het CIZ geen zorgvuldig onderzoek verricht. Gelet op de zeldzame medische aandoening bij [naam dochter] had een onderzoek in persoon door een medisch adviseur moeten plaatsvinden. Voorts heeft appellante aangevoerd dat gelet op de intensieve zorgbehoefte voor [naam dochter], in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader, op de diverse items – met uitzondering van de items medische verzorging en communicatie – een score van één punt dient te worden toegekend. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een aanvullend advies van Lechner van 15 januari 2024 overgelegd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Voor de wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
Naar het oordeel van de Raad zijn de adviezen van het CIZ gebaseerd op voldoende zorgvuldig onderzoek. Bij de boordeling van de zorgbehoefte van [naam dochter] heeft het CIZ het door appellante ingevulde medisch vragenformulier en de overgelegde medische informatie van de behandelend sector betrokken. Op 22 maart 2022 onderscheidenlijk 31 maart 2022 heeft een telefonisch onderzoek plaatsgevonden met appellante en een individueel begeleider, waarna de zorgbehoefte van [naam dochter] verder in kaart is gebracht. Naar aanleiding van de door appellante in beroep en hoger beroep ingediende adviezen van Lechner en overige (medische) informatie heeft het CIZ aanvullende medische adviezen opgesteld. Naar het oordeel van de Raad bestaat – alles overziend – geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek door het CIZ onvoldoende zorgvuldig is geweest.
4.4.
Het CIZ heeft in de diverse (medische) adviezen toegelicht waarom de zorgscore van [naam dochter] op de peildatum is vastgesteld op één punt voor het item lichaamshygiëne. Naar het oordeel van de Raad heeft het CIZ op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat onvoldoende is gebleken dat de zorgbehoefte van [naam dochter] als gevolg van haar aandoening en de daarmee gepaard gaande verstoorde energiebalans zodanig groot is dat – in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader – ook een punt moet worden toegekend op de overige items. Gelet hierop heeft het CIZ dan ook met juistheid geen punt toegekend op – onder meer – de ter zitting besproken items zindelijkheid, mobiliteit en alleen thuis zijn. Naar het oordeel van de Raad heeft de Svb de aanvraag van appellante om dubbele kinderbijslag onder verwijzing naar de (medische) adviezen van het CIZ terecht afgewezen.
4.5.
In wat appellante verder in hoger beroep naar voren heeft gebracht, in het bijzonder het aanvullend advies van Lechner van 15 januari 2024, heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen. De bevindingen van Lechner vinden onvoldoende bevestiging in de reeds beschikbare (medische) gegevens over de zorgbehoefte van [naam dochter] en zijn conclusies over de op grond van het Beoordelingskader toe te kennen scores zijn onvoldoende onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit en daarmee de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van N. el Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) N. el Khabazi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk)
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Buk is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de Beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het zes-negen jaar is en het CIZ minimaal vier punten toekent.
Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader)
Het CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.