Uitspraak
SAMENVATTINGHet gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 14 oktober 2021 heeft vastgesteld op 66,20%.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
38 uur per week. Op 6 juni 2012 heeft zij zich ziekgemeld. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan appellante per 5 juni 2014 een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%.
Het oordeel van de Raad
.
7 juni 2022 uiteengezet dat in de functie van administratief medewerker het tillen en dragen van stapels postmappen, post en documenten voorkomt. De frequentie daarvan bedraagt 5 keer per uur met een gewicht van maximaal 5 kilogram en de duur van het dragen varieert van enkele seconden tot een minuut aaneen. Wanneer het tillen en dragen met beide handen wordt uitgevoerd en daarbij de linkerarm het merendeel van de til- en draagbelasting op zich neemt, blijft de belasting volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep binnen de belastbaarheid. De rechterarm is dan ondersteunend aan de linkerarm. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in aanmerking genomen dat de totaalbelasting is deze functie niet zwaar is, gelet op de frequentie van het tillen en dragen. Uit het rapport van 7 juni 2022 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, en ook volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijft de belasting binnen de belastbaarheid van appellante. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert dat de functie van administratief medewerker in medisch opzicht passend is voor appellante. Dit standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan worden gevolgd. Daarbij is van belang dat de linkerarm alleen tot 5 kilogram kan tillen en dragen. Gelet hierop is de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, dat de rechterarm bij het tillen en dragen alleen ondersteunend hoeft te zijn, zodat de belastbaarheid van de rechterarm niet wordt overschreden, voldoende overtuigend. Er is onvoldoende aanleiding om het standpunt van appellante, dat dit praktisch niet uitvoerbaar is, te volgen.
Conclusie en gevolgen
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 14 oktober 2021 is vastgesteld op 66,20%, in stand blijft.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.