ECLI:NL:CRVB:2024:1303
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.A. van de Weerd, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juli 2024 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellante was op de hoogte van de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,- en is meerdere keren gewezen op de deadline voor betaling. Ondanks deze herinneringen heeft de gemachtigde van appellante pas na de deadline het griffierecht overgemaakt, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De Raad overweegt dat de gemachtigde van appellante verwarring heeft veroorzaakt door zowel het oude als het nieuwe kantooradres te vermelden in de correspondentie. Dit heeft bijgedragen aan de problemen rondom de ontvangst van belangrijke brieven, waaronder de betalingsherinneringen. De Raad concludeert dat er voldoende gelegenheid is geweest om het griffierecht tijdig te voldoen, en dat appellante niet in verzuim is geweest. De beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren is genomen zonder verder onderzoek, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.