ECLI:NL:CRVB:2024:1294

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23/1576 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van besluit tot afwijzing Wajong-uitkering op basis van nieuwe medische informatie

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 13 april 2023 het verzoek van appellante om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv heeft afgewezen. Het Uwv had op 30 september 2016 de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering afgewezen, omdat er geen duurzaam arbeidsvermogen was vastgesteld. Appellante heeft in 2021 opnieuw een aanvraag ingediend, waarbij zij nieuwe medische informatie aanvoerde, waaronder een diagnose van ASS. Het Uwv heeft echter geoordeeld dat deze nieuwe informatie niet leidde tot de conclusie dat het eerdere besluit onjuist was. De rechtbank heeft het standpunt van het Uwv gevolgd en geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op een zitting op 15 mei 2024, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door drs. J.C. van Beek. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt, omdat zij geen nieuwe gronden of medische informatie heeft aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trekken. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering om terug te komen van het eerdere besluit in stand blijft.

Uitspraak

23/1576 Wajong
Datum uitspraak: 26 juni 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2023, 22/1842 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om per 19 februari 2021 terug te komen van een besluit van 30 september 2016. In dat laatste besluit heeft het Uwv geweigerd aan appellante een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen. Appellante vindt dat uit een in 2019 gestelde diagnose blijkt dat het besluit van 30 september 2016 niet juist is. Het hoger beroep van appellante slaagt niet. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende heeft toegelicht dat uit latere informatie niet volgt dat het besluit van 30 september 2016 onjuist is en voor de toekomst herzien moet worden.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. G.H. Amstelveen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft mr. Amstelveen zich teruggetrokken als gemachtigde.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 mei 2024. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is geboren op [geboortedatum] 1997. Zij heeft op 9 augustus 2016 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante last heeft van psychische klachten. Een verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante niet over arbeidsvermogen beschikt, maar dat deze situatie niet duurzaam is. Het Uwv heeft de aanvraag om een
Wajong-uitkering daarom bij besluit van 30 september 2016 afgewezen. Appellante heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Appellante heeft met een door het Uwv op 19 februari 2021 ontvangen formulier opnieuw een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Daarbij is vermeld dat appellante lijdt aan een dysthyme stoornis en PTSS. Verder heeft psychiater
dr. W. van Bennekom in 2019 de diagnose ASS gesteld. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en daaruit geconcludeerd dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat het besluit van 30 september 2016 onjuist is. Met een besluit van 12 mei 2021 heeft het Uwv het besluit van 30 september 2016 gehandhaafd.
1.3.
Bij besluit van 17 maart 2022 heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat de bij aanvraag van 19 februari 2021 en de in bezwaar overgelegde informatie niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts in 2016 is uitgegaan van psychische klachten op basis van de tot dan toe bekende diagnoses. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 28 februari 2022 inzichtelijk gemotiveerd dat met de aanwezige psychische klachten, waarvoor later de diagnose ASS is gesteld, rekening is gehouden en dat de nieuwe informatie niet leidt tot de conclusie dat in 2016 onvoldoende rekening is gehouden met de aard en ernst van de problematiek. Het Uwv heeft daarmee voldoende toegelicht dat er geen aanleiding is om terug te komen van het besluit van 30 september 2016. Verder heeft de rechtbank het bestreden besluit niet evident onredelijk geacht.
2.2.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid in de vijf jaren na de achttiende verjaardag van appellante.
2.3.
Over het verzoek om voor de toekomst terug te komen van het eerdere besluit heeft de rechtbank overwogen dat de aanvrager in zo’n situatie feiten of omstandigheden moet aanvoeren die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. Met name moet het dan gaan om omstandigheden die zien op de voor het oorspronkelijke besluit geldende beoordelingsdatum. Daarvan was in dit geval geen sprake. De rechtbank volgt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 februari 2022. Daarin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat uit de nieuwe informatie niet volgt dat met de aard en de ernst van de problematiek van appellante in 2016 onvoldoende rekening is gehouden.
2.4.
Het Uwv heeft pas in beroep afdoende gemotiveerd dat een fysiek spreekuurcontact door een verzekeringsarts geen toegevoegde waarde had. Daarom is sprake van een motiveringsgebrek. Dit gebrek heeft de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd. Vanwege dit gebrek heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van appellante.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het hoger beroep is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de afwijzing van het verzoek om voor de toekomst terug te komen van het besluit van 30 september 2016. Volgens appellante heeft het Uwv in 2016 onvoldoende rekening met haar problematiek gehouden. In 2016 was alleen bekend dat sprake was van ernstige depressie en suïcidaliteit. De diagnose ASS werd pas in 2019 gesteld en leidt volgens appellante tot meer beperkingen. Dat maakt dat de beoordeling per 2016 (op enkele punten) niet juist is geweest.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen reden bestaat om voor de toekomst, dat wil zeggen vanaf de aanvraag van 19 februari 2021, terug te komen van het besluit van 30 september 2016. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of uit de in 2019 gestelde diagnose ASS moet worden geconcludeerd dat de beoordeling in 2016 niet juist is geweest en of dit reden is om het besluit van 30 september 2016 per 19 februari 2021 te herzien.
4.3.
Appellante heeft over het geschilpunt in hoger beroep geen andere gronden naar voren gebracht dan die ook al bij de rechtbank waren aangevoerd. Appellante heeft evenmin nieuwe medische informatie genoemd of in het geding gebracht. De rechtbank heeft deze gronden afdoende besproken en heeft terecht geoordeeld dat die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat de weigering om terug te komen van het besluit van
30 september 2016, waarbij de aanvraag om een Wajong-uitkering werd afgewezen, in stand blijft en dat appellante geen Wajong-uitkering krijgt.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten
.
Deze uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van A.M. Geurtsen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024.
(getekend) W.R. van der Velde
(getekend) A.M. Geurtsen