ECLI:NL:CRVB:2024:1288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen per 10 november 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 juni 2024 uitspraak gedaan. Appellante is minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde uitkering. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad heeft vastgesteld dat de geduide functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante, ondanks haar gezondheidsklachten. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar toegenomen beperkingen, maar de Raad heeft geoordeeld dat deze argumenten niet voldoende zijn onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De Raad concludeert dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.