ECLI:NL:CRVB:2024:1282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 24 september 2020 ziekmeldde met lichamelijke en psychische klachten, betwistte de beëindiging van zijn uitkering per 24 oktober 2021. Hij stelde dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 16 mei 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.W. Dijke, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. van der Poel. De ex-werkgever, SRS personeel B.V., was niet aanwezig.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige beoordelingen die aan de beëindiging van de uitkering ten grondslag liggen. Appellant heeft niet voldoende medische onderbouwing geleverd voor zijn standpunten over de beperkingen die hij stelt te ondervinden. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige op zorgvuldige wijze hebben geoordeeld over de belastbaarheid van appellant en de geschiktheid van de geselecteerde functies.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagt.