ECLI:NL:CRVB:2024:1281

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23/2138 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren op 6 november 2001, stelde dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd, en in de periode daarna, niet duurzaam over arbeidsvermogen beschikte. De Raad heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is. De Raad heeft ook de ingebrachte medische informatie van appellante beoordeeld, maar deze leidde niet tot een ander oordeel over haar arbeidsvermogen. De Raad heeft geen reden gezien om een deskundige te benoemen, aangezien de medische beoordeling voldoende was onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.

Uitspraak

23/2138 Wajong
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2023, 22/2013 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen. Volgens appellante beschikte zij op 6 november 2019, de dag dat zij achttien jaar is geworden, en in de periode daarna, tot aan de datum van de aanvraag op 28 september 2021, duurzaam niet over arbeidsvermogen en had zij om die reden als jonggehandicapte moeten worden aangemerkt. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K.T. Ghaffari, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 mei 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ghaffari. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

Inleiding

1.1.
Appellante, geboren op 6 november 2001, heeft met een door het Uwv op 28 september 2021 ontvangen formulier een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Daarbij is vermeld dat appellante lijdt aan autisme en een depressie heeft. Bij de aanvraag is onder meer informatie gevoegd van een GZ-psycholoog en een psycholoog van Curans van 11 december 2019 en informatie van haar ambulant begeleider, [naam begeleider], van 15 maart 2020.
1.2.
Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna is geconcludeerd dat appellante op haar achttiende jaar (6 november 2019) beschikt over arbeidsvermogen. Met een besluit van 31 januari 2022 heeft het Uwv geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
1.4.
In beroep heeft appellante informatie ingebracht van de huisarts van 6 januari 2023 met journaalregels van 1 juli 2019 tot en met 21 maart 2022. Verder heeft appellante informatie ingebracht van de GZ-psycholoog van 17 december 2021, informatie van de reumatoloog van 18 maart 2022 en een e-mail van een docente bij een zorgboerderij van Buitenkans Middelaar van Hellicon. Het Uwv heeft op deze stukken gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 maart 2023.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante over arbeidsvermogen beschikt en haar terecht een Wajong-uitkering heeft geweigerd. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts heeft appellante op spreekuur gezien en heeft appellante lichamelijk en psychisch onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts medische informatie, die bij de aanvraag was gevoegd, in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie ingewonnen bij de behandelend reumatoloog van appellante en deze informatie en de reeds aanwezige medische informatie in de beoordeling betrokken. In wat appellante heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsartsen dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 juli 2022 vastgesteld dat bij appellante sprake is van een complex medisch beeld, waarbij psychosociale stressfactoren, autisme spectrum stoornis (ASS) en fysieke problemen (obesitas, hypermobiliteit, fibromyalgie en migraine) een rol spelen. Acht uur werken per dag acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mogelijk. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aannemelijk dat de angst- en paniekklachten bij appellante tot energieverlies kunnen leiden. Een andere verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 maart 2023 overwogen dat de bij appellante spelende pathologie inderdaad een energetische impact heeft. Dit betreft volgens deze arts niet enkel de angst- en paniekklachten, maar nadrukkelijk de combinatie van zowel psychopathologie en lichamelijke problematiek als geheel. De lijdensdruk is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zich geen medische aandoening, maar het gevolg van de spelende pathologie waar appellante onder lijdt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de migraine, fibromyalgie en ASS in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de ingebrachte medische informatie aansluit bij wat al bekend was over appellante. Appellante heeft geen informatie ingebracht op grond waarvan andere of meer beperkingen geduid hadden moeten worden. Over de ingebrachte brief van de docente van appellante heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat deze brief geen medische informatie bevat en daarom niet relevant is voor de medische beoordeling. Uit de brief en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante een diploma heeft behaald, maar met de nodige aanpassingen in het onderwijsprogramma. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dat niet dat appellante in een passende werkomgeving niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft geen reden gezien om een deskundige te benoemen.
Het hoger beroep van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, omdat zij niet ten minste vier uur per dag kan werken. Volgens appellante heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 20 maart 2023, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet overtuigend gemotiveerd waarom haar lichamelijke problemen (met name de hypermobiliteit, fibromyalgie en de migraine) niet tot meer energieverlies bij haar kunnen leiden. Appellante heeft daarbij weer gewezen op de in beroep ingebrachte brief van haar docente bij Buitenkans Middelaar, waaruit volgens haar volgt dat zij maximaal twee dagen per week belastbaar is. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een rapport van Jeugd & Kind GGZ Oost-Brabant van 9 november 2023, een verklaring van haar moeder en informatie van haar ambulant begeleider, [naam begeleider], ingebracht. Ter zitting heeft appellante de Raad verzocht een deskundige te benoemen.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Daarbij heeft het Uwv verwezen naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 april 2024.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante per
6 november 2019, de dag dat zij achttien jaar is geworden, en in de periode daarna, tot aan de datum van de aanvraag op 28 september 2021 arbeidsvermogen heeft. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarde dat appellante niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Medische beoordeling
4.3.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van het Uwv dat appellante beschikt over arbeidsvermogen. De rechtbank heeft ook terecht de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.4.
De stukken die appellante in hoger beroep heeft overgelegd leiden niet tot een ander oordeel over haar medische situatie op de in geding zijnde periode. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in hoger beroep inzichtelijk gemotiveerd dat deze stukken niet zien op de periode in geding en dat deze stukken niet leiden tot andere inzichten over de bij appellante aanwezige beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er terecht op gewezen dat de diagnose ASS al in de primaire medische beoordeling is betrokken. Ten aanzien van de informatie van bureau Klank (de informatie van ambulant begeleider [naam begeleider]), heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat deze niet van een arts afkomstig is en dat de daarin onder andere genoemde diagnose PTSS niet met medische informatie is onderbouwd. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat de informatie van de moeder, waarbij zij een beeld schetst dat appellante het moeilijk had met stages en bijbanen en dat zij hierbij klachten ervoer, niet medisch is. Daarom leidt die informatie niet tot een ander inzicht. De Raad ziet geen reden om de conclusie en de daaraan ten grondslag liggende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden. Anders dan appellante heeft gesteld, betekent de enkele omstandigheid dat in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 juli 2022 op het punt van energieverlies met name de angst- en paniekklachten zijn benoemd, terwijl in het rapport van 20 maart 2023 in dat kader de combinatie van die klachten met de lichamelijke problematiek wordt benoemd, niet dat de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is onjuist is. Ter zitting heeft appellante tenslotte nog aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de diagnose PTSS, maar dit heeft zij niet met medische informatie onderbouwd.
4.5.
Nu geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling, ziet de Raad geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Arbeidskundige beoordeling
4.6.
Appellante heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen het standpunt van het Uwv dat zij over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat zij de taak Scannen (1502) kan uitvoeren. Deze voorwaarden behoeven daarom geen bespreking.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) L.B. Vrugt