ECLI:NL:CRVB:2024:1274

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
24/311 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling door de Sociale verzekeringsbank na intrekking van het beroep

Op 28 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/311 AOW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. J.W.M.T. Schaminée, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2023. De appellante heeft het hoger beroep op 27 maart 2024 ingetrokken, nadat de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 15 maart 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarbij volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet was gekomen.

In de procedure heeft de Svb aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden. De Centrale Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb op verzoek van appellante veroordeeld kan worden in de proceskosten, zoals bepaald in artikel 8:75a van de Awb.

De proceskosten zijn begroot op € 875,-, en de Svb is tevens veroordeeld tot vergoeding van het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 138,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met A. Giesen als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2024
24/311 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 december 2023, 23/4135
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Schotland (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.W.M.T. Schaminée hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 27 maart 2024 heeft mr. Schaminée namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft bij brief van 22 mei 2024 laten weten bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Schaminée namens appellante het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van een nieuwe beslissing op bezwaar van de Svb van 15 maart 2024. Met deze nieuwe beslissing is volledig aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.
Bij brief van 22 mei 2024 heeft de Svb laten weten de door appellante gemaakte kosten in eerste aanleg reeds te hebben uitbetaald. Daarom wordt de Svb alleen nog veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Ook dient de Svb het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 875,-;
  • bepaalt dat de Svb aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen