ECLI:NL:CRVB:2024:1272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van AOW-pensioen met betrekking tot gezamenlijke huishouding en toepassing van de twee-woningenregel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening en terugvordering van zijn AOW-pensioen. Appellant ontving sinds oktober 2009 een AOW-pensioen op de norm van een ongehuwde, maar de Svb heeft vastgesteld dat hij in een gezamenlijke huishouding leeft met zijn partner, die een verblijfsvergunning heeft voor verblijf bij hem in Nederland. De Svb heeft het AOW-pensioen van appellant met terugwerkende kracht gewijzigd naar een gehuwdenpensioen, omdat de twee-woningenregel niet van toepassing is. Appellant heeft betoogd dat hij niet in aanmerking komt voor de herziening en terugvordering, omdat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van zijn situatie en dat de Svb hem niet tijdig en correct heeft geïnformeerd.
De Raad heeft geoordeeld dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding, omdat de partner van appellant op zijn BRP-adres staat ingeschreven en zij samenleven. De Raad heeft ook vastgesteld dat zowel appellant als de Svb een rol hebben gespeeld in het ontstaan van de teveelbetaling. De Svb heeft erkend dat er aanleiding was voor verder onderzoek, maar heeft ook gesteld dat appellant verwarring heeft veroorzaakt door te melden dat zijn partner nog in China woonde. De Raad heeft geconcludeerd dat de herziening en terugvordering van het AOW-pensioen in stand blijft, omdat er geen dringende redenen zijn om hiervan af te wijken. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.