ECLI:NL:CRVB:2024:1265
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Staal. De intrekking volgde op een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, die op 11 september 2020 werd genomen en waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 23 januari 2019 en 6 juni 2019, waarbij de zitting op 23 januari werd geschorst en later heropend. Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellant de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft besloten om het Uwv te veroordelen tot een bedrag van € 2.187,50 aan proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht van € 126,- dat appellant in hoger beroep had betaald.
De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft vastgesteld dat de gemaakte kosten in hoger beroep redelijk zijn en heeft deze kosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier.