ECLI:NL:CRVB:2024:1262
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid van appellant als elektromonteur
In deze zaak gaat het om de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellant, die als elektromonteur werkte. Appellant heeft op 7 oktober 2019 zijn werkzaamheden gestaakt en zich op 20 december 2019 ziek gemeld met terugwerkende kracht naar 8 oktober 2019. Het Uwv heeft aanvankelijk geweigerd om een ZW-uitkering toe te kennen, maar heeft later, na bezwaar van appellant, de uitkering per 8 oktober 2019 alsnog toegekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet voldoende vaststaat dat appellant op 8 oktober 2019 arbeidsongeschikt was, wat leidde tot hoger beroep van zowel appellant als het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de eerdere beslissing van de rechtbank niet juist was. De Raad heeft vastgesteld dat uit medische gegevens blijkt dat appellant al voor 8 januari 2020 forse beperkingen aan zijn knie had, wat zijn geschiktheid voor het werk als elektromonteur beïnvloedde. De Raad heeft het standpunt van de werkgever, dat appellant niet twee maanden met een pijnlijke knie heeft rondgelopen, verworpen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de eerste ziektedag op 8 oktober 2019 heeft vastgesteld en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad heeft het beroep van de werkgever ongegrond verklaard en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant.