Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
11januari 2023, maar is wegens diverse omstandigheden meerdere keren uitgesteld en opnieuw gepland.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/534 WSFBSF. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een hoger beroep dat was ingesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2021. In deze eerdere uitspraak oordeelde de rechtbank dat de lichamelijk medisch uitzichtloze situatie van de betrokkene kon leiden tot kwijtschelding van haar studieschuld.
De minister heeft op 23 november 2023 het hoger beroep ingetrokken, waarna de gemachtigde van de betrokkene verzocht heeft om de minister te veroordelen in de proceskosten. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118 van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep, en heeft de kosten begroot op € 624,- voor het bezwaar en € 875,- voor het hoger beroep, plus € 616,22 voor de deskundige die betrokkene heeft ingeschakeld. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 2.115,22.
De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.