ECLI:NL:CRVB:2024:1248

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
22/3569 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 22/3569 PW. Namens appellant heeft mr. B. Mous, advocaat, het hoger beroep ingesteld. Echter, op 19 maart 2024 heeft mr. Mous het hoger beroep ingetrokken, omdat het bestuursorgaan, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant door middel van een herzien besluit van 1 maart 2024.

De Raad heeft vastgesteld dat het college volledig aan de bezwaren van appellant heeft voldaan, wat heeft geleid tot de intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vervolgens het college veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 875,- voor het indienen van het beroepschrift en € 875,- voor het indienen van het hogerberoepschrift, wat in totaal € 1.750,- bedraagt. Daarnaast dient het college het door appellant in beroep betaalde griffierecht van € 100,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juni 2024
22/3569 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
28 oktober 2022, 22/3230
Partijen:
[Appellant], zonder vaste woon- of verblijfplaats (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B. Mous, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij digitaal bericht van 19 maart 2024 heeft mr. Mous namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Mous namens appellant het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van een herzien besluit van het college van 1 maart 2024. Met dit herziene besluit is volledig aan de bezwaren van appellant tegemoetgekomen.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Ook dient het college het door appellant in beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.750;
  • bepaalt dat het college aan appellant het in beroep betaalde griffierecht van € 100,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2024.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) A. Giesen