ECLI:NL:CRVB:2024:1241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
23/2683 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die het beroepschrift indiende na de wettelijke termijn van zes weken, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had op 12 januari 2022 uitspraak gedaan, en het beroepschrift werd pas op 18 september 2023 ontvangen. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de appellant geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die deze overschrijding konden rechtvaardigen.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De appellant had gesteld dat hij in Kroatië woonde zonder vaste woon- of verblijfplaats en dat hij nooit een afschrift van de uitspraak had ontvangen. Echter, de Raad concludeerde dat de bekendmaking van de uitspraak correct was uitgevoerd, aangezien deze was verzonden naar het bekende postadres van de appellant. De appellant had niet aangetoond dat hij een adreswijziging had doorgegeven, waardoor het risico voor het niet ontvangen van post voor zijn rekening kwam.

De Raad stelde vast dat, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De uitspraak benadrukt dat bij een niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding geen belangenafweging kan plaatsvinden, en dat de materiële belangen van de zaak niet relevant zijn voor de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep derhalve niet-ontvankelijk, zonder verdere proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 juni 2024
23/2683 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
12 januari 2022, 19/3133
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de uitspraak van de rechtbank door middel van toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 12 januari 2022 in afschrift aan partijen toegezonden. Het beroepschrift is op 18 september 2023 ontvangen. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift (ruim) na afloop van de beroepstermijn is ingediend.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft nietontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dat staat in artikel 6:11 van de Awb, dat ook in hoger beroep van toepassing is. Het gaat daarbij om de vraag of het niet tijdig indienen van het beroepschrift aan de indiener kan worden toegerekend. Een termijnoverschrijding is niet toerekenbaar als deze het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid in geval van een beroep op bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen moeten alle omstandigheden van het geval in hun samenhang worden bezien.
Bij brief van 2 november 2023 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 10 november 2023 geantwoord dat hij in de periode van 10 januari 2021 tot en met 13 januari 2023 in Kroatië heeft gewoond, zonder vaste woon- of verblijfplaats en briefadres. Hij stelt daarbij dat hij nooit een afschrift van de aangevallen uitspraak heeft ontvangen, die was verstuurd naar het oude adres van appellant in [plaatsnaam].
Appellant heeft daarmee geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In dit verband wijst de Raad erop dat de bekendmaking van de uitspraak heeft plaatsgevonden met inachtneming van zijn vaste rechtspraak, nu de uitspraak is verzonden naar het bij de rechtbank uit het dossier bekende postadres. [1]
Appellant heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een (post)adreswijziging heeft doorgegeven aan de rechtbank, waardoor het voor zijn risico komt dat voor hem bestemde post hem (mogelijk) niet zou bereiken.
Bij de toepassing van artikel 6:11 van de Awb gaat het om een gebonden bevoegdheid. Als eenmaal is vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en vervolgens wordt geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, moet het hoger beroep nietontvankelijk worden verklaard. In dat geval is een belangenafweging niet mogelijk. Dat betekent onder meer dat de belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, bij de beoordeling niet relevant zijn.
Het hoger beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2152.