Uitspraak
21 juni 2023, 22/4052
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van 21 juni 2023, maar het beroepschrift was pas op 28 augustus 2023 ontvangen, wat na de wettelijke termijn van zes weken was. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de gemachtigde van de appellant geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die de vertraging konden rechtvaardigen. De relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werden aangehaald om de termijn en de voorwaarden voor ontvankelijkheid van het hoger beroep te verduidelijken. De Raad concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en de mogelijkheid tot verzet werd vermeld.