ECLI:NL:CRVB:2024:12
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 3 januari 2019 ziekmeldde met lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering met ingang van 31 december 2020, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant stelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de medische beoordeling van de artsen voldoende onderbouwd was.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren en voegde hieraan toe dat er geen gelijke procespositie was en verzocht om een deskundige te benoemen. De Raad oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.