ECLI:NL:CRVB:2024:1181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 18 maart 2021. Appellante, die zich op 19 februari 2020 ziek meldde na een geweldsincident, betwistte de beëindiging van haar uitkering op grond van haar medische beperkingen. Het Uwv stelde dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar laatst verdiende loon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde in hoger beroep dat het Uwv terecht had gehandeld. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen adequaat waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering in stand bleef. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten omdat het hoger beroep niet slaagde.