Uitspraak
SAMENVATTING
WGA-loonaanvullingsuitkering heeft toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen IVA-uitkering toe te kennen. Appellant, die volledig arbeidsongeschikt is, betwistte de beslissing van het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 22 mei 2024, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. el Ouath, en het Uwv door mr. J.J. Grasmeijer.
De achtergrond van de zaak betreft een besluit van het Uwv van 23 juni 2020, waarbij appellant een loongerelateerde WGA-uitkering werd toegekend. Later, op 20 januari 2021, heeft het Uwv deze uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellant niet duurzaam werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellant en het Uwv tegen elkaar afgewogen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv zich op het standpunt heeft gesteld dat appellant op 5 april 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad onderschrijft de medische beoordeling van het Uwv en ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de toekenning van de WGA-loonaanvullingsuitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.