ECLI:NL:CRVB:2024:1165

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
23/1023 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen IVA-uitkering toe te kennen. Appellant, die volledig arbeidsongeschikt is, betwistte de beslissing van het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 22 mei 2024, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. el Ouath, en het Uwv door mr. J.J. Grasmeijer.

De achtergrond van de zaak betreft een besluit van het Uwv van 23 juni 2020, waarbij appellant een loongerelateerde WGA-uitkering werd toegekend. Later, op 20 januari 2021, heeft het Uwv deze uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellant niet duurzaam werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellant en het Uwv tegen elkaar afgewogen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv zich op het standpunt heeft gesteld dat appellant op 5 april 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad onderschrijft de medische beoordeling van het Uwv en ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de toekenning van de WGA-loonaanvullingsuitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

23/1023 WIA
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
20 februari 2023, 22/1742 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan appellant per 5 april 2021 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Volgens appellant zijn de beperkingen duurzaam. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen IVA-uitkering, maar een
WGA-loonaanvullingsuitkering heeft toegekend.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B. el Ouath, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 mei 2024. Voor appellant is verschenen mr. A. el Ouath, opvolgend gemachtigde van appellant. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Bij besluit van 23 juni 2020 heeft het Uwv appellant na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 21 mei 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Na onderzoek door een arts van het Uwv is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 100%.
1.2.
Bij besluit van 20 januari 2021 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant met ingang van 5 april 2021 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, eveneens naar volledige arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit omdat hij vindt dat hij niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom een IVA-uitkering moet krijgen. Bij besluit van 2 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 december 2021 en 31 januari 2022 ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant op 5 april 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Appellant is niet gezien door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant is wel opgeroepen voor een spreekuur maar niet verschenen. Vanwege zijn klachten was appellant ook niet beschikbaar voor een gesprek of controle door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook was het door het ontbreken van een machtiging niet mogelijk om recente medische informatie op te vragen bij de behandelend psychiater van appellant. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv dat het op de weg van de familie had gelegen om in verband met de handelingsonbekwaamheid van appellant een curator aan te vragen. Het Uwv heeft zich volgens de rechtbank voldoende ingespannen om informatie van de behandelaar te verkrijgen. De rechtbank volgt appellant ook niet in het standpunt dat het Uwv een eigen psychiater naar de stukken had moeten laten kijken. Het behoort tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om medische informatie te vertalen naar arbeidsbeperkingen. Dat geldt ook voor de duurzaamheid van de beperkingen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van de beschikbare informatie de medische belastbaarheid van appellant op 5 april 2021 en het niet duurzaam zijn van de beperkingen in het rapport van 31 januari 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De door appellant overgelegde mailwisseling tussen zijn gemachtigde en zijn psychiater, de brief van zijn huisarts en de brief van zijn familie geven geen aanleiding om aan te nemen dat de beperkingen van appellant duurzaam zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dat in het nadere rapport van 17 juni 2022 voldoende gemotiveerd.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens Volgens appellant kan geen verbetering verwacht worden van zijn toestand en is hij blijvend en duurzaam volledig arbeidsongeschikt. Dat volgt uit de informatie van zijn behandeld psychiater en van zijn familie. Appellant heeft niet de middelen om zelf een contra-expertise te laten uitvoeren en verzoekt de Raad daarom om benoeming van een deskundige.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering aan appellant in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten, ligt de vraag voor of de arbeidsongeschiktheid van appellant op de datum in geding, 5 april 2021, moet worden geacht volledig en duurzaam te zijn, zodat appellant op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA- in plaats van een WGA-uitkering.
4.3.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en het bestreden besluit. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven. Daaraan wordt nog toegevoegd dat ook de Raad in de door appellant overgelegde brieven van zijn behandeld psychiater Onstein niet leest dat geen behandeling meer mogelijk zou zijn. De door de psychiater gediagnostiseerde psychische klachten wijzen daar ook niet op. Ter zitting heeft gemachtigde van appellant aangeboden hierover nog nadere informatie te vragen bij de psychiater, maar de Raad ziet geen aanleiding om de zaak hiertoe aan te houden. Het had op de weg van appellant gelegen deze informatie eerder bij zijn behandeld psychiater op te vragen en in te brengen.
4.4.
Nu de Raad geen twijfel heeft over de juistheid van de medische beoordeling, is er geen reden om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van de WGA-loonaanvullingsuitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van A.M. Geurtsen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) A.M. Geurtsen