ECLI:NL:CRVB:2024:1148
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde uitkering wegens niet gemelde inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante, geboren in 1928 en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv), heeft verzuimd om wijzigingen in haar inkomsten te melden, wat heeft geleid tot een terugvordering van een teveel betaald bedrag aan uitkering. De verweerder heeft vastgesteld dat appellante vanaf december 2013 een nabestaandenpensioen ontvangt, waarvan zij geen melding heeft gemaakt. Dit heeft geleid tot een herberekening van haar uitkering met terugwerkende kracht, waarbij een bedrag van € 49.855,02 teveel aan uitkering is vastgesteld.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin haar bezwaren tegen de berekeningsbeslissing ongegrond zijn verklaard. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 24 april 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en verweerder door A.L. van de Wiel. De Raad heeft geoordeeld dat appellante niet heeft voldaan aan haar inlichtingenplicht en dat de terugvordering terecht is. De Raad heeft geconcludeerd dat het beroep van appellante niet slaagt, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellante krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.