ECLI:NL:CRVB:2024:1145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid civiele rechter bij schadevergoeding na omzetting ambtenarencontract
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, een ambtenaar wiens arbeidsovereenkomst per 1 januari 2020 is omgezet naar een burgerlijk rechtelijke overeenkomst, heeft een verzoek om schadevergoeding ingediend. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van dit verzoek, waarop appellante in hoger beroep is gegaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante zich met haar verzoek om schadevergoeding tot de civiele rechter moet wenden, aangezien haar verzoek dateert van na de omzetting van haar contract. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de ambtelijke aanstelling van appellante is omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, en dat zij met haar verzoek om schadevergoeding na deze datum niet bij de bestuursrechter terecht kan. De Raad heeft ook overwogen dat het verzoek van appellante niet kan worden gezien als een doorlopend verzoek, omdat eerdere verzoeken om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedures zijn afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.