ECLI:NL:CRVB:2024:1143

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/3001 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onbekwaamheid van appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die onder bewind staat vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand, heeft zelfstandig hoger beroep ingesteld zonder toestemming van zijn bewindvoerder. De bewindvoerder heeft de Raad laten weten dat hij geen toestemming geeft voor het voeren van deze procedure.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, vertegenwoordigd moeten worden door hun vertegenwoordiger. In dit geval is appellant niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen, wat blijkt uit de wijze waarop hij procedeert en het ontbreken van duidelijke argumenten in zijn hoger beroepschrift.

Gelet op deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 mei 2024
23/3001 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak op verzet van de rechtbank Den Haag van
13 oktober 2023, 22/412 en tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
6 januari 2023, 20/146 WLZ-V
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Centraal Administratiekantoor (CAK)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:21, eerste lid, van de Awb bepaalt dat natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht. In artikel 8:21, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde personen zelf in het geding kunnen optreden, indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht.
2. Bij beschikking van 18 maart 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden, een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van appellant wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Op dit moment is [bewindvoerder] zijn bewindvoerder.
3. Appellant heeft zelfstandig hoger beroep ingesteld. De bewindvoerder heeft de Raad onder opgaaf van redenen bericht dat hij geen toestemming geeft voor het voeren van deze procedure.
4. Uit de wijze waarop appellant procedeert - hetgeen overigens past bij de onder 3. bedoelde opgaaf van redenen - volgt dat hij niet tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat kan worden geacht. Uit het hoger beroepschrift en de bijlagen is niet op te maken waartegen zijn beroep is gericht en wat hij wenst te bereiken.
5. Gezien het voorgaande is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024.
(getekend) J. Brand
(getekend) P.A.M. Hulsdouw