ECLI:NL:CRVB:2024:1143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onbekwaamheid van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die onder bewind staat vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand, heeft zelfstandig hoger beroep ingesteld zonder toestemming van zijn bewindvoerder. De bewindvoerder heeft de Raad laten weten dat hij geen toestemming geeft voor het voeren van deze procedure.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, vertegenwoordigd moeten worden door hun vertegenwoordiger. In dit geval is appellant niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen, wat blijkt uit de wijze waarop hij procedeert en het ontbreken van duidelijke argumenten in zijn hoger beroepschrift.
Gelet op deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.