ECLI:NL:CRVB:2024:1140

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/1395 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van zorgscore

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor de dochter van appellante. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb terecht heeft besloten geen dubbele kinderbijslag toe te kennen, omdat de dochter van appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor intensieve zorg zoals vastgelegd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad stelt vast dat de zorgscore van de dochter, die bekend is met somatische en psychiatrische problematiek, op twee punten is vastgesteld, terwijl voor toekenning van dubbele kinderbijslag een minimale score van drie punten vereist is.

Appellante had op 2 februari 2021 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag, maar deze werd afgewezen door de Svb op basis van adviezen van het CIZ. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 april 2024 is appellante niet verschenen, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P. Stahl-de Bruin en G.F. Hijmans.

De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de Svb op goede gronden de aanvraag voor dubbele kinderbijslag heeft afgewezen. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 mei 2024.

Uitspraak

23/1395 AKW
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2023, 21/5227 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag heeft mogen afwijzen. De Raad oordeelt dat de Svb terecht geen dubbele kinderbijslag voor [naam dochter] heeft toegekend, omdat geen sprake is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 april 2024. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin en G.F. Hijmans.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft op 2 februari 2021 bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2010 en bekend met somatische en psychiatrische problematiek.
1.2.
Bij besluit van 12 mei 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 16 september 2021 (bestreden besluit), heeft de Svb de aanvraag van appellante afgewezen. De Svb heeft zich, onder verwijzing naar adviezen van het CIZ, op het standpunt gesteld dat [naam dochter] geen intensieve zorg als bedoeld in het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) nodig heeft en daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Haar zorgscore is vastgesteld op twee punten, terwijl gelet op haar leeftijd van 10 jaar op de peildatum 1 januari 2021 een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de zorgscore onjuist zou zijn. Het dossier biedt geen medische onderbouwing voor het standpunt van appellante dat een punt zou moeten worden toegekend op de onderdelen communicatie, gedrag, mobiliteit, lichaamshygiëne en medische verzorging. Uit de stukken die appellante heeft overgelegd, kan namelijk niet worden afgeleid dat [naam dochter] op een van de in het beoordelingsdocument genoemde onderdelen ‘in ernstige mate’ meer zorg nodig heeft. Appellante heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit op een onjuiste grondslag berust. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [naam dochter] meer zorg en aandacht behoeft dan een ander kind van dezelfde leeftijd en dat de zorg zwaar is voor appellante als alleenstaande moeder, maakt dit niet dat gesproken kan worden van een mate van intensieve zorg zoals bedoeld in de AKW. Appellante heeft in algemene zin nog naar een ander geval verwezen waarin sprake is van astma en waar de Svb dubbele kinderbijslag zou hebben toegekend. Nu concrete informatie ter vergelijking ontbreekt, heeft de rechtbank dit argument buiten beschouwing gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb terecht de aanvraag van appellante om dubbele kinderbijslag afgewezen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Haar dochter heeft een hypermobiliteitssyndroom, pijn- en vermoeidheidsklachten, astma, allergieën en eczeem. Ook zit haar dochter met zichzelf in de knoop, kampt zij met suïcidale gedachten, heeft zij moeite met communiceren en is zij beïnvloedbaar. Gelet op deze problematiek dient volgens appellante een punt te worden gescoord op de diverse items.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Het CIZ hanteert bij de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag het Buk. Het Buk is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87).
4.2.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
In de adviezen van het CIZ is op heldere wijze toegelicht waarom de zorgscore van [naam dochter] op de peildatum is vastgesteld op twee punten voor de items alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis. De adviseurs van het CIZ hebben op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat onvoldoende is gebleken dat de zorgbehoefte van [naam dochter] als gevolg van haar medisch objectiveerbare somatische en psychiatrische problematiek zodanig groot is dat op de overige items ook een punt moet worden toegekend. De Raad ziet geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de adviezen van het CIZ. De Svb heeft zich dan ook op deze adviezen mogen baseren en de aanvraag van appellante om dubbele kinderbijslag terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk)
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Buk is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder c, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het tien-zeventien jaar is en het CIZ minimaal drie punten toekent.
Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader)
Het CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.