Op 4 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1403 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. F.R.G. Keijzer, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2022. Appellante heeft op 15 mei 2023 het hoger beroep ingetrokken, nadat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam haar tegemoet was gekomen door een herziene beslissing op bezwaar te nemen. Deze beslissing hield in dat het college het bezwaarschrift van appellante gegrond verklaarde, het bestreden besluit herroept en bijzondere bijstand toekent aan appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college, door tegemoet te komen aan de bezwaren van appellante, verplicht is om de proceskosten te vergoeden. De kosten zijn begroot op € 1.750,- voor de procedure in beroep en € 875,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.625,-. Daarnaast moet het college het door appellante betaalde griffierecht van € 49,- in beroep en € 136,- in hoger beroep vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M. Wolfrat, met A. Giesen als griffier.