ECLI:NL:CRVB:2024:1128

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/3002 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 4 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/3002 PW. Het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2023 is niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 28 oktober 2023 als in een aangetekende brief van 28 november 2023. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad ontving de aangetekende brief van 28 november 2023 retour op 18 maart 2024 en heeft appellant op 19 maart 2024 opnieuw geïnformeerd, zonder dat hiermee een nieuwe termijn is gestart. De Raad concludeert dat appellant in verzuim is geweest en dat het hoger beroep daarom niet inhoudelijk behandeld kan worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 juni 2024
23/3002 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
14 september 2023, 23/1378
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 28 oktober 2023 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 28 november 2023 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekende brief van 28 november 2023 is op 18 maart 2024 door de Raad retour ontvangen.
Bij brief van 19 maart 2024 heeft de Raad aan appellant nogmaals de brief van 28 november 2023 toegezonden. Daarbij is appellant erop gewezen dat met deze nieuwe toezending geen nieuwe termijn is gaan lopen.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.