ECLI:NL:CRVB:2024:1125
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere afwijzing aanvraag om toekenningen op grond van de Wuv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van appellant om herziening van een eerdere afwijzing van zijn aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellant had in augustus 1995 en maart 1998 aanvragen ingediend, die beide waren afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij in het voormalige Nederlands-Indië vrijheidsberoving in de zin van de Wuv had ondergaan. In september 2022 verzocht appellant om herziening van deze eerdere afwijzingen, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen op 20 maart 2023. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld.
De Raad heeft het beroep beoordeeld en vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigen. De Raad concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat appellant niet in aanmerking komt voor toekenningen op grond van de Wuv, omdat er geen bewijs is dat hij vervolging heeft ondergaan of dat er oorlogsomstandigheden waren die met vervolging gelijkgesteld kunnen worden. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.