ECLI:NL:CRVB:2024:1111
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak staat de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante centraal, die per 15 maart 2023 door het Uwv is stopgezet. Appellante betwist deze beslissing, stellende dat haar medische beperkingen haar verhinderen om passende functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en concludeert dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante zich op 27 augustus 2020 ziek heeft gemeld met psychische en rugklachten. Na een eerstejaars ZW-beoordeling heeft een arts appellante belastbaar geacht, rekening houdend met de beperkingen die zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd die appellante zou kunnen vervullen. Het Uwv heeft de ZW-uitkering per 15 maart 2022 beëindigd, omdat appellante meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kan verdienen in de geselecteerde functies.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de stelling van appellante ondersteunt dat haar beperkingen zijn onderschat. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.