ECLI:NL:CRVB:2024:1090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S.B. Smit-Colenbrander
- S.C. Scholten
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens verdiencapaciteit van meer dan 65%
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De beëindiging vond plaats per 12 maart 2021, omdat appellante meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. Appellante betwistte deze beslissing, stellende dat haar medische beperkingen onvoldoende waren meegewogen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 april 2024, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C. Walker, en het Uwv door mr. E.M.C. Beijen. Het onderzoek is geschorst en later hervat via beeldbellen op 18 april 2024.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante sinds 29 september 2014 verschillende uitkeringen heeft ontvangen en zich op 25 december 2019 ziekmeldde met psychische en lichamelijke klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in eerdere beoordelingen geen wezenlijke wijzigingen in haar klachten vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat zij haar standpunt onvoldoende met objectieve medische informatie heeft onderbouwd. De Raad onderschrijft deze conclusie en oordeelt dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De gronden die appellante in hoger beroep aanvoert, zijn in wezen herhalingen van eerdere argumenten en worden door de Raad verworpen.
De Raad concludeert dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagt.