ECLI:NL:CRVB:2024:1079

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
23/726 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft verzet ingediend en verklaarde dat hij niet goed op de betaling had gelet, geen advocaat had en vergeetachtig was door slaapproblemen veroorzaakt door tinnitus. Hij voegde eraan toe dat hij in financiële problemen verkeerde en dat zijn vrouw meestal de administratieve zaken regelt.

De Raad heeft het verzet behandeld op de zitting van 12 april 2024, waarbij appellant aanwezig was, maar het Uwv niet. De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen, maar concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het niet betalen van het griffierecht hem niet of slechts in geringe mate konden worden toegerekend. De omstandigheden die appellant aanvoerde waren onvoldoende onderbouwd en leidden niet tot de conclusie dat hij niet in staat was om tijdig het griffierecht te betalen of om vrijstelling daarvan te verzoeken.

Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien om proceskosten aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier S.C. Scholten, en werd openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 mei 2024
23/726 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 januari 2023, 22/1239 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 18 oktober 2023 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
Appellant heeft verzet ingediend.
Het verzet is behandeld op de zitting van 12 april 2024. Appellant is verschenen. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 18 oktober 2023 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de in de brief van 4 maart 2023 gestelde termijn is betaald.
In verzet heeft appellant het volgende aangevoerd: “Ik heb er niet goed op gelet dat ik dit moest betalen. Ik heb geen advocaat die mij helpt. Ik ben zelf niet goed in het regelen van dit soort zaken, daarbij ben ik erg vergeetachtig als gevolg het slechte slapen door de tinnitus. Ik had beter moeten opletten en wist niet dat mijn zaak niet zou doorgaan als ik het griffierecht niet op tijd zou betalen.” Op de zitting heeft appellant eraan toegevoegd dat hij in die tijd financiële problemen had en het niet kon betalen en dat hij ook veel vergat. Hij weet niet meer hoe het destijds gegaan is, zijn vrouw doet meestal de papieren. Hij komt niet in aanmerking voor rechtsbijstand op basis van een toevoeging omdat zijn vrouw te veel verdient.
De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die maken dat het niet betalen van het griffierecht hem niet of slechts in geringe mate kan worden toegerekend. De door appellant geschetste omstandigheden zijn onvoldoende onderbouwd of anderszins ingekleurd om aan te nemen dat hij niet in staat was om tijdig het griffierecht te betalen of om vrijstelling van het griffierecht te verzoeken. Appellant verklaart enerzijds dat hij vergeetachtig is en in financiële problemen zat, maar stelt tevens dat zijn vrouw veel zaken regelt en een inkomen heeft.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) S.C. Scholten