ECLI:NL:CRVB:2024:1070

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
23/899 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering na zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1962, heeft op 5 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij psychische klachten heeft aangegeven. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat appellant op de datum van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikte, maar dat dit niet duurzaam was. Op 28 juli 2021 weigerde het Uwv de uitkering, en na bezwaar werd dit besluit op 7 juni 2022 bevestigd. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, wat appellant ertoe bracht hoger beroep in te stellen.

Tijdens de zitting op 17 april 2024 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door P.J. Langius. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Appellant beschikt volgens de Raad over basale werknemersvaardigheden en kan een taak in een arbeidsorganisatie uitvoeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/899 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 februari 2023, 22/3501 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 29 mei 2024
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 april 2024. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J. Langius.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1962, heeft met een door het Uwv op 5 februari 2021 ontvangen formulier een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Daarbij is vermeld dat appellant psychische klachten heeft. Bij de aanvraag is informatie gevoegd van een psychiater en een psycholoog. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellant op de datum van de aanvraag niet beschikt over arbeidsvermogen, maar dat dit niet duurzaam is. Met een besluit van 28 juli 2021 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 7 juni 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar, onder wijziging van de motivering, ongegrond verklaard. Hierbij heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellant op 5 februari 2021, de datum van de aanvraag, wel beschikt over arbeidsvermogen. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de redeneringen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd kunnen worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich niet alleen op het medisch beeld en het dagverhaal van appellant gebaseerd, maar heeft ook eigen onderzoek verricht en de medische informatie van de behandelend sector in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Volgens de rechtbank is er dan ook sprake van een zorgvuldig medisch onderzoek. De rechtbank heeft voorts geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op een inzichtelijke en navolgbare wijze verslag gedaan van zijn onderzoeksbevindingen en zijn daarop gebaseerde conclusies over de mogelijkheden van appellant tot arbeidsparticipatie, te weten dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Appellant kan zelfstandig reizen met het openbaar vervoer, hij was op tijd bij het spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en hij kan zelfstandig deelnemen aan het verkeer. Uit het dagverhaal blijkt verder dat hij het huishouden kan doen en boodschappen kan doen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft geconcludeerd dat appellant over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, zodat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering.
Het hoger beroep van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen de uitspraak aangevoerd dat hij niet beschikt over arbeidsvermogen. Hij heeft een licht verstandelijke beperking die pas in februari 2020 bekend is geworden en hij is voor zijn psychische klachten onder behandeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte gesteld dat hij beschikt over basale werknemersvaardigheden, omdat hij zelfstandig en op tijd aanwezig was op het spreekuur. Hij is namelijk gebracht door zijn begeleiders en hij was al veel te vroeg aanwezig, omdat hij van het verkeerde tijdstip was uitgegaan. Verder heeft het Uwv ter zitting bij de rechtbank niet al zijn vragen beantwoord. Er is niet naar hem geluisterd door de medewerkers van het Uwv.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant per 5 februari 2021, de datum van de aanvraag, arbeidsvermogen heeft. Het Uwv heeft de aanvraag aan de hand van de criteria van de Wajong 2015 beoordeeld.
Medische beoordeling
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van deze artsen.
4.4.
Appellant wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij door zijn psychische klachten en verstandelijke beperking niet beschikt over arbeidsvermogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 29 april 2022 inzichtelijk gemotiveerd dat appellant vier uur per dag belastbaar is en in staat is om een uur aaneengesloten te werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de behandelend sector, waaronder de informatie van de psycholoog en de psychiater, bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat sprake is van beperkte begaafdheid en psychische problematiek. Gezien de daginvulling in relatie tot de medische situatie bestaat geen reden dat appellant niet vier uur per dag belastbaar is of niet een uur aaneengesloten kan werken. Ook beschikt hij over basale werknemersvaardigheden, althans zijn deze niet op medische gronden afwezig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens een aantal beperkingen opgenomen die aanwezig waren op de achttiende verjaardag van appellant, onder meer ten aanzien van stressbestendigheid en sociale vaardigheden. De Raad ziet geen reden om deze conclusie en de daaraan ten grondslag liggende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden.
Arbeidskundige beoordeling
4.5.
De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat het onderzoek van de arbeidsdeskundigen voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de arbeidsdeskundigen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden, onder meer omdat hij een aanzienlijke periode als zelfstandige heeft gewerkt en daarmee in zijn inkomen heeft kunnen voorzien. Daarnaast is hij in staat om zelfstandig aan het verkeer deel te nemen en met het openbaar vervoer te gaan. Appellant heeft hiermee laten zien dat hij eenvoudige instructies kan begrijpen, onthouden en onder begeleiding kan uitvoeren. Daarnaast kan hij zich aan afspraken houden. Ook heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op navolgbare wijze gemotiveerd dat appellant de taak ‘plaatsen van onderdelen op een printplaat (1701)’ kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarbij toegelicht dat de taak eenvoudig van aard is en uitermate goed gestructureerd is. De taak leent zich er ook voor om in een kleine en vertrouwde setting te worden uitgevoerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij de beoordeling rekening gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat appellant beschikt over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken en daarom niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) E.X.R. Yi