ECLI:NL:CRVB:2024:1070
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering na zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1962, heeft op 5 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij psychische klachten heeft aangegeven. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat appellant op de datum van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikte, maar dat dit niet duurzaam was. Op 28 juli 2021 weigerde het Uwv de uitkering, en na bezwaar werd dit besluit op 7 juni 2022 bevestigd. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, wat appellant ertoe bracht hoger beroep in te stellen.
Tijdens de zitting op 17 april 2024 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door P.J. Langius. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Appellant beschikt volgens de Raad over basale werknemersvaardigheden en kan een taak in een arbeidsorganisatie uitvoeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.