ECLI:NL:CRVB:2024:1056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellante met ingang van 12 augustus 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft zich op 16 augustus 2017 ziekgemeld en na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv een medisch onderzoek uitgevoerd. De arts en arbeidsdeskundige van het Uwv concludeerden dat appellante niet meer geschikt was voor haar laatste functie, maar dat zij in staat was om andere passende functies te vervullen. Het Uwv heeft bij besluit van 18 augustus 2020 de aanvraag voor de WIA-uitkering afgewezen, wat in de bezwaarfase werd bevestigd. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 27 maart 2024 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat. Het Uwv heeft zijn standpunt verdedigd, terwijl de ex-werkgever als derde-belanghebbende ook een zienswijze heeft ingediend. De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordeling deugdelijk was. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft en appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt.