ECLI:NL:CRVB:2024:1055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 1 februari 2018 ziek meldde met burn-out klachten, was van mening dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen. De Raad oordeelde dat appellante meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen, en dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor zijn besluit. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er meer beperkingen moesten worden gesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad onderschreef deze overwegingen en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.