ECLI:NL:CRVB:2024:1034
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terecht opleggen van boetes door het CAK wegens niet tijdig afsluiten zorgverzekering
In deze zaak gaat het om de vraag of het CAK terecht twee boetes heeft opgelegd aan appellant omdat hij niet tijdig een zorgverzekering heeft afgesloten. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de boetes verlaagd of kwijtgescholden hadden moeten worden, maar de rechtbank heeft hem geen gelijk gegeven. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het CAK op goede gronden heeft gehandeld. De Raad overweegt dat appellant na de aanmaningen niet in actie is gekomen om zich te verzekeren en dat hij geen omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding zouden moeten geven tot matiging van de boetes. De Raad wijst erop dat appellant geen nieuwe gronden heeft aangedragen in hoger beroep en dat de rechtbank de eerdere besluiten van het CAK terecht in stand heeft gelaten. De Raad bevestigt dat de boetes blijven staan en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.