ECLI:NL:CRVB:2024:1024
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing toekenning Wajong-uitkering op basis van basale werknemersvaardigheden en arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uwv. Appellante stelt dat zij duurzaam niet beschikt over basale werknemersvaardigheden en daarom recht heeft op een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. N. Groeneveld, en het Uwv door mr. S. Praagman. De Raad heeft de zaak op 26 april 2024 via videobellen behandeld.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. De Raad volgt de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende onderzoek heeft gedaan naar de arbeidsmogelijkheden van appellante en dat de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd zijn. Appellante heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt ondersteunen.
De Raad concludeert dat appellante op 21 februari 2020 beschikte over arbeidsvermogen en niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.