ECLI:NL:CRVB:2024:1023

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
23/1977 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het bestreden besluit van het Uwv werd vernietigd. Het Uwv had eerder aan appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na bezwaar heeft het Uwv op 18 december 2023 een gewijzigde beslissing genomen, waarbij aan appellant een IVA-uitkering werd toegekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv met deze gewijzigde beslissing geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant geen procesbelang meer bij een oordeel over de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De Raad heeft tevens geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de nog na te betalen uitkering aan appellant. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten voor de werkzaamheden van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige komen voor vergoeding in aanmerking, terwijl administratiekosten niet worden vergoed. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 2.418,19, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 136,- aan appellant vergoeden.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024, in aanwezigheid van de griffier M.D.F. de Moor. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

23.1977 WIA

Datum uitspraak: 22 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
30 mei 2023, 22/5866 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en een expertiserapport van het Expertise Instituut van 18 oktober 2023 overgelegd.
Op 18 december 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft de Raad verzocht uitspraak te doen onder toekenning van proceskosten en vergoeding van griffierecht en met veroordeling van het Uwv tot het betalen van een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met
artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Het Uwv heeft bij besluit van 9 april 2022 aan appellant met ingang van 1 oktober 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 70,73%. Bij besluit van 28 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het
bezwaar tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en
bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant wijzigt van 70,73% naar
79,34% en dat de uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Tevens zijn
beslissingen gegeven over proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht.
3.1.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
3.2.
Het Uwv heeft op 18 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen waarbij aan appellant met ingang van 1 oktober 2021 een IVA-uitkering toegekend.
4. Het Uwv is, gelet op de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 december 2023, geheel aan de bezwaren van appellant tegemoet gekomen. Dit betekent dat, gelet op
artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, het besluit van 18 december 2023 niet in het geding wordt betrokken. Niet in geschil is dat het bestreden besluit onrechtmatig is, welke onrechtmatigheid aan het Uwv dient te worden toegerekend. Uit het voorgaande volgt dat appellant geen belang meer heeft bij een oordeel over de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk wegens het komen te ontbreken van procesbelang.
5. Het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de nog na te betalen uitkering wordt toegewezen. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV195.
6. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in
verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Appellant heeft een deskundigenrapport van het Expertise Instituut ingediend. De kosten die appellant in dit verband redelijkerwijs heeft moeten maken, komen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De op de specificatie van de factuur genoemde administratiekosten van € 101,50 komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat
artikel 1 van het Bpb niet in vergoeding van dit type kosten voorziet. De werkzaamheden van de verzekeringsarts (10 uren) en de arbeidsdeskundige (4 uren) komen voor vergoeding in aanmerking. Conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) wordt daarbij uitgegaan van een maximaal uurtarief van € 142,75. Dit betekent dat voor de werkzaamheden een bedrag van € 2.418,19 wordt vergoed (inclusief omzetbelasting).
7. Ook moet het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellant van wettelijke rente zoals onder 5 van
deze uitspraak is vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot het bedrag van € 2.418,19;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) M.D.F. de Moor