ECLI:NL:CRVB:2024:1020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die sinds 11 mei 2017 als chauffeur werkte, meldde zich op 5 augustus 2019 ziek en vroeg op 3 mei 2021 een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een medisch onderzoek waaruit bleek dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant geschikt was voor rugsparende werkzaamheden en dat de geselecteerde functies passend waren. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij meer beperkingen had dan vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat de medische rapportages van de artsen overtuigend waren en dat er geen aanleiding was om de beperkingen aan te scherpen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De uitspraak benadrukt het belang van medische objectiviteit en de noodzaak voor appellant om met medische informatie te komen die zijn beperkingen onderbouwt.