Uitspraak
22.57 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.937,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 184,-, vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een intrekking van het hoger beroep door appellante, die werd bijgestaan door haar advocaat mr. J.L. Wittensleger. Het Uwv had eerder een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting vond plaats op 2 november 2022. Tijdens deze zitting was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. E. Moerman-Bootsma. Na het heropenen van het onderzoek heeft de Raad I.S. Hernandez-Dwarkasing, psychiater, als deskundige benoemd, die op 16 juni 2023 rapporteerde. Op 22 december 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
De Raad heeft overwogen dat, nu het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, het Uwv veroordeeld dient te worden in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten voor verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 3.937,50, en het Uwv dient ook het door appellante betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.