ECLI:NL:CRVB:2024:1008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
18/4713 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. E.V. Huisman en later door mr. F. Reith, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 10 oktober 2023, aangevuld op 21 november 2023, een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 5 februari 2024 heeft mr. Reith namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.

De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De proceskosten zijn begroot op € 5.250,-, inclusief het door appellante betaalde griffierecht van € 172,-. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.

Uitspraak

18.4713 WAJONG

Datum uitspraak: 16 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2018, 18/339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.V. Huisman hoger beroep ingesteld.
Als opvolgend gemachtigde heeft mr. F. Reith, advocaat, zich gesteld.
Het Uwv heeft op 10 oktober 2023, aangevuld op 21 november 2023, een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 5 februari 2024 heeft mr. Reith namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 oktober 2023, aangevuld op 21 november 2023, volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 3.500,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor de zitting, 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen/zienswijze van 15 oktober 2021, 0,5 punt voor de zienswijze van 17 mei 2022, 0,5 punt voor de zienswijze van 8 december 2022, 0,5 punt voor de nadere zitting van 21 maart 2023), in totaal € 5.250,-.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 5.250,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) S.C. Scholten